Nieuwsbrief maart – uitgelichte editie Gecombineerde opgave 2025

Gecombineerde opgave 2025

De indieningsperiode voor de Gecombineerde opgave 2025 loopt van 1 maart tot en met 15 mei 2025. Hierbij wordt opgave gedaan voor:

  •   De landbouwtelling op grond van de Landbouwwet;
  • Het gebruik van gewaspercelen (UitvoeringsbesluitMeststoffenwet);
  •   De aanmelding en het aanvragen van GLB-subsidies(Uitvoeringsregeling GLB 2023);
  •   De aangifte van de CO2-jaarvracht van glastuinbouwbedrijven(Wet Milieubeheer);
  •   Aanspraak op betalingen uit het Diergezondheidsfonds (Wetdieren);
  •   De opgave van het jaarlijkse productieschema voor biologischgeteelde gewassen;
  •   Het verstrekken van informatie in het kader van steunregelingen,die onderdeel zijn van hoofdstuk 5 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021.

Ondernemers in de land- en tuinbouw die opgaveplichtig zijn hebben hiervoor inmiddels een uitnodiging ontvangen. Het niet voldoen aan de verplichting is een economisch delict. Het niet of niet tijdig melden van de gevraagde informatie leidt ook tot een verlaging of uitsluiting van de rechtstreekse betaling of de subsidie op grond van de Regeling EZK- of LNV-subsidies 2021.

Meststoffenwet en handhaving
De gegevens uit de opgave kunnen ook worden gebruikt voor handhavingsdoeleinden. Op grond van de Meststoffenwet en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt daartoe informatie opgevraagd over het gebruik van gewaspercelen, de oppervlakte van bufferstroken, dieraantallen, het weiden van melkvee, mestverwerking, mestbewerking en opslag van mest.

Belangrijkste wijzigingen
De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Hobbymatig gehouden varkens hoeven niet meer opgegeven te worden;
  • Veehouders moeten melding maken van de rechtstreekse verkoop aan consumenten van de op het eigen bedrijf geproduceerde rauwe melk of room;
  • De huisvesting van dieren moet opnieuw opgegeven worden, omdat de RAV-codes (Regeling ammoniak en veehouderij) voor de huisvestingssystemen zijn vervangen door OW-codes (Omgevingswet);
  • Bij fosfaatdifferentiatie kan geen gebruik meer gemaakt worden van de analysemethode PAL/Pw. Er kan alleen nog de P-CaCl2- en P-Al-getallen opgegeven worden;
  • Er worden weer gegevens over de opslag van dierlijke mest gevraagd;
  • Wanneer de aanvrager het niet eens is met de breedte van de bufferstrook, kan dit in Mijn Percelen aangegeven worden en hoeft dit niet meer in de Gecombineerde opgave.

GLB-tarieven 2024 en 2025

De minister van LVVN heeft de definitieve GLB-tarieven voor 2024 en de voorlopige tarieven voor 2025 vastgesteld. Naar verwachting zal deze laatste fors lager uitvallen.

Tarieven 2024
De basispremie is vastgesteld op € 200,48 per hectare (2023: € 213,28), het tarief voor de herverdelende inkomenssteun op € 53,03 per hectare voor de eerste 40 hectare. Dankzij de inzet van aanvullende nationale middelen via de tijdelijke compensatieregeling, worden de voorgenomen bedragen voor de eco-regeling wel uitbetaald. Dit is € 200 per hectare voor het niveau goud, € 100 voor zilver en € 60 voor brons.

Voorlopige tarieven 2025
Bij de start van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) is al aangekondigd dat de basispremie stapsgewijs wordt afgebouwd naar € 158 per hectare in 2027. Doordat de komende jaren, net als in 2023 en 2024, een grote belangstelling voor de eco-regeling wordt verwacht, is de kans aanzienlijk dat het voorziene budget wordt overvraagd. In 2023 en 2024 is vanwege de oorlog in Oekraïne het budget aangevuld met nationale middelen, het Tijdelijk Steunkader. Dat kader is eind 2024 komen te vervallen. De minister ziet na gesprekken met de Europese Commissie geen mogelijkheden om het tekort in 2025 te compenseren. Zij wil wel voor de basispremie vasthouden aan het minimumbedrag van € 158, het tarief waarop boeren in 2025 minimaal kunnen rekenen. Voor de eco-regeling wordt gestreefd naar een betaling per hectare van € 200 voor goud, € 100 voor zilver en € 60 voor brons. Als de inschrijving in 2025 nog hoger ligt dan in 2024 en 2023, zijn lagere eco-tarieven echter niet uit te sluiten.

Begrip actieve landbouwer 2025

Om subsidies te kunnen ontvangen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) moet er op 15 mei 2025 sprake zijn van een actieve landbouwer. Dit is het geval wanneer één van de volgendesituaties van toepassing is:

  • Het bedrijf staat op 15 mei 2025 bij de KvK ingeschreven met een landbouwactiviteit als hoofdactiviteit. Bij een bedrijf met meerdere vestigingen zal de landbouwactiviteit als hoofdactiviteit op de hoofdvestiging moeten staan;
  • Het bedrijf staat op 15 mei 2025 bij de KvK ingeschreven met een landbouwactiviteit als nevenactiviteit. In dat geval zal met een accountantsverklaring aangetoond moeten worden dat landbouw een belangrijk onderdeel is van de totale economische activiteiten op het hele bedrijf. Dit geldt ook voor bedrijven met meerdere vestigingen als bij de hoofdvestiging landbouw een nevenactiviteit is;
  • Een landbouwer die in 2024 minder dan € 5.000 ontving aan directe betalingen, voldoet automatisch aan de voorwaarde van actieve landbouwer. Wanneer in 2024 geen aanvraag is gedaan, telt dit alleen als bij de aanvraag van dit jaar het bedrag aan directe betalingen (basispremie, extra betaling eerste 40 ha, eco-regeling en extra betaling jonge landbouwers) minder dan € 5.000 zal zijn.

Wat is een landbouwactiviteit?
Of er sprake is van een landbouwactiviteit, wordt beoordeeld op basis van de bij de KvK ingeschreven SBI-code. Codes die beginnen met 011, 012, 013, 014, 015 of 016 zijn landbouwactiviteiten. SBi-code 1051 is ook een landbouwactiviteit, als minimaal 50% van de verwerkte melk op het eigen melkveebedrijf is geproduceerd.

Wanneer is een accountantsverklaring noodzakelijk?
Er is een accountantsverklaring noodzakelijk als de aanvrager op 15 mei 2025 bij de KvK staat ingeschreven met een landbouwactiviteit als:

  • nevenactiviteit op de hoofdvestiging, of; 
  • nevenactiviteit op een nevenvestiging, of;
  • Hoofdactiviteit op een nevenvestiging.

Accountantsverklaring
Uit de accountantsverklaring moet blijken dat landbouw een belangrijk onderdeel is van de totale economische activiteiten op het hele bedrijf. Dit is het geval als het bedrag aan inkomsten uit landbouwactiviteiten gelijk of meer dan een derde is van de totale inkomsten over het laatste belastingjaar of van het gemiddelde bedrag aan inkomsten over de drie laatste belastingjaren. De accountant moet ingeschreven staan bij de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). De accountantsverklaring moet opgemaakt worden volgens het daarvoor beschikbare gestelde format en zal uiterlijk 15 mei 2025 digitaal ingestuurd moeten worden.

Actueel houden Gecombineerde opgave

De Gecombineerde opgave moet gedurende het aanvraagjaar steeds actueel gehouden worden. Wijzigingen in het gebruik van de percelen en landschapselementen, de teelt van gewassen en de eco-activiteiten moeten onverwijld doorgegeven worden door het opnieuw insturen van de opgave. Bij veel eco-activiteiten geldt niet alleen een inspanningsverplichting, maar ook een resultaatverplichting. Wanneer bijvoorbeeld onderzaai van een vanggewas bij maïs is uitgevoerd, maar dit niet is geslaagd (onvoldoende bedekking), is niet voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van deze eco-activiteit. Zodra duidelijk is dat niet aan de voorwaarden is voldaan, zal de eco-activiteit direct teruggetrokken moeten worden. In tegenstelling tot de twee voorgaande jaren hoeft in het najaar geen definitieve opgave meer ingestuurd te worden. De laatst ingediende opgave zal gebruikt worden voor de vaststelling van de GLB-premies.

Verplicht rustgewas op zand- en lössgrond

Op bouwland op zand- en lössgrond moet op grond van de mestwetgeving uiterlijk in 2026 een rustgewas geteeld worden. Tot de rustgewassen behoren onder meer: granen, grassen, koolzaad, lelies en luzerne.

Uitzonderingen
In de volgende gevallen geldt een uitzondering:

  • Meerjarige teelten. Deze moeten wel vier jaar onafgebroken op het perceel aanwezig zijn. Bij vernieuwing van de meerjarige teelt, moet wel eerst een rustgewas geteeld worden; 
  • Percelen waarop biologische landbouw wordt toegepast of die in omschakeling zijn naar deze vorm van landbouw; 
  • Percelen die tijdelijk niet-productief zijn geweest. Het gaat dan om: 
    • Groene braak, spontane opkomst (gewascode 6794); 
    • Tijdelijk onbeteelde grond in verband met publieke werken (gewascode 3801); 
    • Tijdelijk onbeteelde grond, anders dan voor publieke werken (gewascode 3802).

Aandachtspunten 

  • Voor bloembollen die op de lijst met rustgewassen staan, geldt dat, als het om een meerjarige teelt gaat, deze bloembollen alleen het eerste jaar als rustgewas kunnen meetellen; 
  • Een vanggewas kan als rustgewas meetellen als deze hiervoor is aangewezen, inzaai uiterlijk 31 augustus plaatsvindt en het gewas blijft staan tot minimaal 31 januari. Dit vanggewas mag niet worden bemest, ook niet voor het inzaaien. 
  • Bij de eco-activiteit ‘rustgewas’ mogen uitsluitend rustgewassen uit de ‘gewassenlijst ecoregeling’ worden geteeld. Bij de verplichting tot de teelt van rustgewassen in het kader van het mestbeleid is een mengsel met hoofdzakelijk rustgewassen, mimimaal 2/3, toegestaan.

Aparte kaartlaag in Mijn Percelen
Begin dit jaar is een aparte kaartlaag toegevoegd aan Mijn Percelen. Daarop is te zien of er al een rustgewas is geteeld. Wanneer dit het geval is, is het perceel groen gekleurd en wordt het jaartal van teelt vermeld.

Verantwoordelijkheid en sancties
De gebruiker in het vierde jaar (2026) is verantwoordelijk voor de rustgewasverplichting. Wanneer hieraan niet voldaan wordt, is er sprake van een overtreding die bestraft kan worden met een strafrechtelijke boete. Daarnaast kan een korting op de GLB-premies worden opgelegd, omdat de verplichting onderdeel is van de conditionaliteiten van het GLB.

Gehalten afgevoerde mest bepalend voor eindvoorraad

Wanneer mest bemonsterd wordt afgevoerd, moeten de geanalyseerde gehalten van het betreffende jaar worden gebruikt voor de eindvoorraad mest in dat jaar. Het is daarom van belang gedurende het jaar goed te controleren hoe de bemonstering is uitgevallen. Zijn de gehalten van de afgevoerde mest laag, dan zal de hoeveelheid mest (in tonnen) aan het einde van het jaar hoger moeten zijn. Alleen wanneer aannemelijk gemaakt kan worden dat de gehalten van de afgevoerde mest niet representatief zijn, mogen forfaitaire gehaltes gebruikt worden.

Van niet-representatieve gehalten is echter niet snel sprake. Dat bleek onlangs ook uit een rechtszaak bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het College oordeelde dat een pluimveehouder had moeten aansturen op hogere gehalten van de mest gedurende de rest van het jaar, nadat hij de onverwacht lage gehalten ontdekte.

Gewasrotatie op bouwland

Om GLB-steun te ontvangen, moet aan een aantal conditionaliteiten worden voldaan. Eén daarvan is de gewasrotatie-eis. Dit houdt in dat:

  • Op minimaal 1/3 van het bouwland een ander gewas geteeld moet worden dan in het voorgaande jaar. Hiervoor wordt in 2025 teruggekeken naar 2024. Dit kan ook ingevuld worden met het telen van een volgteelt (ander gewassoort, bijvoorbeeld een vanggewas), dat tot de start van de volgende hoofdteelt blijft staan;
  • Op alle percelen eens per vier jaar een ander gewas als hoofdteelt geteeld moet worden;
  • Op zand- en lössgrond eens per vier jaar een rustgewas als hoofdteelt geteeld moet worden. Vanaf 2027 is dat eens per drie jaar.


Vrijstellingen
Een bedrijf is vrijgesteld als:

  • Meer dan 75% van totale bouwland wordt gebruikt voor de productie van grassen, de teelt van vlinderbloemige gewassen of braak;
  • Meer dan 75% van het totale landbouwareaal bestaat uit blijvend grasland, wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, natte teelten of een combinatie hiervan.


Een perceel is vrijgesteld als:

  • Het perceel wordt gebruikt voor braak, natte teelt, meerjarigegewassen, grassen of andere kruidachtige voedergewassen;
  • Op het perceel een biologische productiemethode wordttoegepast en het bedrijf biologisch gecertificeerd is;
  • Op het perceel beheer voor het ANLb of de CatalogusGroenblauwe diensten wordt uitgevoerd en de genoemdevoorwaarden niet aansluiten;
  • Het bedrijf in de regio Oldambt of Hoeksche Waard op zwarekleigrond ligt en gewasdiversificatie wordt toegepast in combinatie met continuteelt van wintertarwe, wintergerst, winterkoolzaad of winterraapzaad. Hierbij moeten minimaal drie van deze winterteelten geteeld worden. Het gewas met de grootste oppervlakte staat op maximaal 75% van het bouwland en de teelt met de kleinste oppervlakte op minimaal 5% van het bouwland.

Wijziging eco-activiteit verlengde weidegang


Bedrijven met melkkoeien kunnen ook dit jaar voor de GLB-subsidies gebruik maken van de eco-activiteit verlengde weidegang. Vanaf 1 maart en voordat de weidegang start, kunt u zich hiervoor aanmelden bij Qlip (tarief € 189). De eco-activiteit moet opgegeven worden in de Gecombineerde opgave. De uiterste datum om te starten met weidegang is 15 mei 2025. Qlip voert de controles uit en meldt aan RVO of aan de voorwaarden is voldaan.

Wijzigingen
Er zijn wijzigingen doorgevoerd in de voorwaarden. De belangrijkste zijn:

  • De huiskavelnorm voor 2.500 uur weiden is aangepast van 2,5 naar 3 melkkoeien per hectare beweidbare huiskavel; 
  • Alleen in de nacht weiden kan niet meer. De koeien moeten minimaal 2 uur tussen 6.00 en 22.00 uur buiten zijn om de weidedag en de uren op die dag te mogen meetellen;
  • Als een inspectie eindigt met het resultaat ‘twijfel’ of ‘geen oordeel’ moet de weidegangkalender daarna altijd actueel zijn en mag niet meer achteraf worden bijgewerkt.

Twee varianten
Bij de aanmelding kan gekozen worden uit twee varianten: 

  • Minimaal 2.500 uur weiden gedurende ten minste 120 dagen, veebezetting maximaal 3 melkgevende koeien per hectare – beweidbare huiskavel;
  • Minimaal 1.500 uur weiden gedurende ten minste 120 dagen, veebezetting maximaal 5 melkgevende koeien per hectare beweidbare huiskavel.

De uren moeten uiterlijk 30 november zijn gerealiseerd. Bufferstroken met kruiden tellen niet mee voor de oppervlakte grond, omdat deze niet beweid mogen worden.

Beide varianten leveren voor de eco-regeling een waarde op van €45 per hectare. Het enige verschil is dat de variant ‘weiden 2.500 uur’ één punt extra oplevert voor de ecodoelen ‘klimaat’, ’bodem en lucht’ en ‘biodiversiteit’ ten opzichte van de andere variant. Wanneer het aantal uren voor ‘weiden 2.500 uur’ niet gehaald wordt, kan deze eco-activiteit tot uiterlijk 15 oktober in de Gecombineerde opgave veranderd worden in ‘weiden 1.500 uur’. Deze aanpassing moet ook gemeld worden bij Qlip.

Extra organische mest op bouwland

Op bouwlandpercelen met de fosfaattoestand ‘hoog’ mag extra organische mest uitgereden worden. De fosfaatnorm wordt met 5 kg per hectare verhoogd, indien minimaal 20 kg fosfaat uit organische mest per hectare wordt gebruikt. Het gaat om de volgende mestsoorten of een mengsel daarvan:

  • Strorijke vaste mest van rundvee, schapen, geiten of paarden;
  • Dikke fractie van rundvee;
  • Champost;
  • Gft-compost;
  • Groencompost.

Biologische bedrijven
Voor biologische bedrijven geldt dat de fosfaatnorm met 10 kg fosfaat per hectare wordt verhoogd. Zij mogen ook strorijke vaste mest van varkens gebruiken. Het perceel moet dan zo kort mogelijk voor het inzaaien of poten van het gewas bemest worden.

Aanmelden
Het extra gebruik van organische mest moet uiterlijk 31 december gemeld worden op Mijn RVO onder vermelding van het perceel waarop extra fosfaat is gebruikt.

Dijkpercelen tellen niet mee voor mestgebruiksruimte.

Een veehouder had een aantal dijkpercelen in gebruik van het Hoogheemraadschap. In de pachtovereenkomsten waren beperkingen opgenomen ten aanzien van het beweiden, maaien en bemesten van deze percelen. In de Gecombineerde opgaven gaf hij de dijkpercelen op als blijvend grasland (gewascode 265).

Naar aanleiding van een NVWA-onderzoek op de naleving van de mestregelgeving legde RVO een mestboete op. Zij stelde dat alle dijkpercelen niet mee mochten worden geteld voor de gebruiksruimte. De percelen zijn geen landbouwgrond, omdat deze als primaire functie waterkering hebben. Ze moeten daarom als natuurterrein met hoofdfunctie natuur worden beschouwd. Daarnaast had de veehouder door de beperkingen niet de feitelijke beschikkingsmacht en zeggenschap over de dijkpercelen.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de dijkpercelen geen deel uitmaken van de oppervlakte landbouwgrond die in het kader van een normale bedrijfsvoering bij de veehouder in gebruik is. De in de pachtovereenkomsten toegestane en mogelijke landbouwactiviteiten op de dijkpercelen zijn zodanig beperkt, dat de veehouder niet de feitelijke beschikkingsmacht over die percelen heeft. De veehouder kan de percelen niet naar eigen keuze gebruiken door teeltplan en bemestingsplan op elkaar af te stemmen en deze in samenhang te realiseren, wat op grond van de Meststoffenwet een vereiste is om de percelen als tot zijn bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond aan te merken.

Dat de beperkingen geen belemmeringen vormden voor zijn bedrijfsvoering, zoals de veehouder betoogde, maakte dit niet anders. Hij ontving echter wel GLB-betalingen voor de percelen: in het GLB worden namelijk niet dezelfde regelgeving en begrippen gebruikt als in de meststoffenregelgeving.

Nieuwe GLB-voorwaarde: sociale conditionaliteit

Vanaf 2025 gaat de Sociale conditionaliteit gelden binnen het GLB. Dit betekent dat de bestaande wet- en regelgeving voor arbeidsovereenkomsten en de zorg voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden zijn gaan gelden. Dit betreft niet alleen het eigen personeel of stagiaires, maar ook eventuele seizoensarbeiders, loonwerkers, vrijwilligers en ingeleend personeel. Voor een loonwerker geldt dat wanneer sprake is van werken onder gezag, er een werkgever – werknemersrelatie is en de loonwerker wordt aangemerkt wordt als tijdelijke werknemer.

De sociale conditionaliteiten vallen, net als de randvoorwaarden, onder de conditionaliteiten. Dit betekent dat bij een overtreding er niet alleen een boete vanuit de arbowetgeving kan worden opgelegd, maar ook dat er gekort kan worden op de GLB-subsidies.

Toestemming gebruik grond en landschapselementen

Om landbouwgrond of landschapselementen te mogen opgeven in de Gecombineerde opgave, zal de aanvrager de grond of het element ter beschikking moeten hebben op grond van eigendom, (erf)pacht of een andere vorm van gebruik (bijv. mondelinge afspraken of een grondgebruiksverklaring). Bij onderpacht zal hiervoor toestemming moeten zijn verleend door de verpachter (eigenaar).

Schriftelijke toestemming?
De toestemming hoeft niet schriftelijk te zijn verleend, maar bij controle kan schriftelijk bewijs worden opgevraagd. Dit bewijs kan ook achteraf worden opgesteld. Het risico is echter aanwezig dat op dat moment de ingebruikgever weigert een schriftelijke verklaring op te stellen.

Consequenties ontbreken toestemming
Indien er geen bewijs van toestemming is, telt de grond of het landschapselement niet mee. Dit heeft verschillende gevolgen: 

  • Het perceel of element levert geen premie op;
  • Het wegvallen van de punten en de waarde voor de eco-regeling kan ertoe leiden dat de aanvrager voor het gehele bedrijf een lagere eco-premie ontvangt of deze zelfs misloopt;
  • Mogelijk wordt niet meer voldaan aan de conditionaliteiten;
  • Subsidieaanvragen over de laatste drie jaren worden opnieuw beoordeeld;
  • Het perceel telt niet mee voor de mestplaatsingsruimte en kan leiden tot intrekking van derogatie.

Wie geeft de grond op?

In het artikel ‘Toestemming gebruik grond en landschapselementen’ is al aangegeven wat de consequenties zijn als er geen (schriftelijke) toestemming is het gebruik van grond. Een aanvrager loopt dezelfde risico’s als een perceel (eigendoms)grond wordt opgegeven in de Gecombineerde opgave, terwijl deze niet hef feitelijke gebruik heeft. Een belangrijke criterium is dat de aanvrager her gewas voor eigen rekening en risico moet telen. Ofwel het risico voor tegenvallende opbrengsten (misoogst) moet geheel bij de aanvrager liggen.

Voorbeelden van het feitelijk niet in gebruik hebben van de grond zijn:

  • Er wordt een gewas geteeld waarvan de aanvrager/uitgebruikgever geen kennis heeft. Alle beslissingen worden genomen door een ander;
  • De teelkosten worden volledig in rekening gebracht bij de uitgebruikgever, maar het saldo van de opbrengst van het veldgewas en de teeltkosten komen uit op een pachtvergoeding
  • De uitgebruikgever krijgt een gewasvergoeding die onafhankelijk is van de werkelijke vergoeding

Een reden voor de uitgebruikgever om de grond toch op te geven kan zijn de angst om de landbouwvrijstelling voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting te verliezen. Onder voorwaarden is er ruimte voor vruchtwisseling van gewassen, waarbij grond uit gebruik gegeven wordt en eenzelfde oppervlakte terug in gebruik komt.

Controle eco-activiteiten met app GeoTag

Voor de controle van de opgegeven eco-activiteiten wordt gebruik gemaakt van een specale app, genaamd GeoTag. Dit houdt in dat u van RVO het verzoek kunt krijgen om met deze speciale app een foto te maken van de eco-activiteit, bijvoorbeeld een foto van het gewas. Om de app te kunnen gebruiken moet u over eHerkenning beschikken.

Bij het nemen van de foto worden de locatie en het tijdstip automatisch vastgelegd. Wanneer binnen de gestelde termijn geen of geen overtuigend bewijs wordt aangeleverd, wordt de betreffende eco-activiteit afgewezen.

Wanneer de aanvrager vanwege geloofsovertuiging of het ontbreken van de benodigde apparatuur geen gebruik kan maken van de app, zal tijdig een ontheffing aangevraagd moeten worden. Belangrijk om te weten is dat een gemachtigde het maken van de foto via de app niet voor u kan regelen op basis van zijn eigen eHerkenning. Inloggen is alleen mogelijk met uw eigen eHerkenning.

Tip Beschikt u nog niet over eHerkenning, dan is het raadzaam dit zo spoedig mogelijk alsnog te regelen!

Vestigingssteun jonge landbouwers

Jonge landbouwers die een bedrijf geheel of gedeeltelijk hebben overgenomen of zijn gestart, kunnen in de periode 28 april tot en met 27 juni 2025 een zogenaamde vestigingssteun aanvragen. De steun bedraagt € 80.000. Het budget wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Welke jonge landbouwers?
Het gaat om jonge landbouwers die op 31 december 2025 niet jonger dan 16 en niet ouder dan 39 jaar zijn. De jonge landbouwer moet bedrijfshoofd zijn op de datum van indiening van de aanvraag. De vestiging of overname moet na 31 december 2022 hebben plaatsgevonden en voor het moment van de aanvraag. Deelname in een bedrijf kan onder voorwaarden ook voldoende zijn om in aanmerking te komen voor de subsidie.

Bedrijfsplan
Bij de aanvraag moet onder meer een bedrijfsplan gevoegd worden. Deze bevat ten minste:

  • Een situatieschets van het landbouwbedrijf op het moment van overname of start;
  • De gewenste ontwikkeling van het landbouwbedrijf, waaronder in ieder geval vermelding van de te behalen mijlpalen voor de komende vijf jaar;
  • Een beschrijving van de kostenposten waaraan de subsidie zal worden besteed;
  • Een beschrijving van de wijze waarop de subsidie bijdraagt aan de veerkracht van het bedrijf;
  • Een beschrijving van de aspecten in het bedrijfsplan die bijdragen aan de specifieke GLB-doelen met betrekking tot klimaatverandering en duurzame energie, efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen en bescherming van biodiversiteit.

Tip De verwachting is dat het budget snel zal zijn overschreden en het is daarom raadzaam de aanvraag al op de eerste openstellingsdag in te dienen. Een gedegen voorbereiding is vereist. Begin daarom op tijd.

Belangrijke data

  • T/m 15 mei 2025 Openstelling Gecombineerde opgave
  • 15 mei 2025 Uiterste datum start eco-activiteit verlengde weidegang en aanmelding bij Qlip.
  • 28 april t/m 27 juni 2025 Aanvragen vestigingssteun GLB

Met onze Agro-Nieuwsbrief willen wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen die mogelijk uw bedrijf raken. Wij hebben aan de samenstelling de grootst mogelijke zorg besteed. Wij aanvaarden echter geen aansprakelijkheid voor niet (meer) juiste informatie. Wilt u op basis van deze informatie actie ondernemen, dan is nader advies noodzakelijk. Voor een dergelijk advies kunt u een afspraak met ons maken. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze, het zij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen of enige andere wijze, zonder schriftelijk toestemming van de uitgever.